Over de sector

Woningcorporaties werken al meer dan honderd jaar aan betaalbaar wonen. Dat is mooi werk. De Nederlandse corporatiesector is een voorbeeld voor heel veel andere landen, ook in Europa, waar sociale huisvesting veel minder goed geregeld is. Daar zijn we trots op.

Uniek in de wereld

Onze corporatiesector is uniek in de wereld, omdat ze voortkwam uit de verzuiling. Toen in de tweede helft van de 19de eeuw de industriële revolutie zich ook in Nederland voltrok, kwam er steeds meer aandacht voor de erbarmelijke leefomstandigheden van arbeiders. Kerken, arbeidersbewegingen en de gegoede burgerij startten initiatieven om betere woningen voor arbeiders te bouwen. In Limburg waren er vooral katholieke en ‘rooie’ woningverenigingen. De Woningwet uit 1901 maakte het mogelijk voor woningverenigingen om met overheidsfinanciering woningen te bouwen. De woningverenigingen kregen de status van ‘toegelaten instelling’.

Een voorbeeld van een katholiek initiatief was Ons Limburg, opgericht door Monseigneur Poels. Ons Limburg realiseerde o.a. de mijnwerkerskolonie Slakhorst in Hoensbroek.

Versnelling

Na de Tweede Wereldoorlog ging de bouwproductie in een versnelling. Veel corporatiebezit stamt uit die naoorlogse periode. In de jaren zeventig en tachtig bouwden corporaties complete woonwijken met woonerven. De financiering van die bouwproductie kwam grotendeels uit leningen en subsidies van de overheid.

Begin jaren negentig bereidde staatssecretaris Heerma de brutering voor. De schulden die corporaties hadden bij de overheid werden weggestreept tegen alle toekomstige subsidies. Hiermee werden de banden tussen de overheid en de woningcorporaties losser. Corporaties kregen meer zelfstandigheid en werden geacht hun eigen broek op te houden. Daarnaast werden de woningverenigingen en gemeentelijke woonbedrijven omgezet in stichtingen.

Steeds meer taken

Sinds de tweede helft van de jaren negentig kregen de woningcorporaties steeds meer taken toebedeeld: zorgwoningen, leefbaarheid, duurdere huurwoningen en bouwen van koopwoningen. Veel van die extra taken maakten onderdeel uit van grootschalige wijkenaanpak. De wijken die in de jaren na de oorlog waren gebouwd, werden opgeknapt. Oude, slechte woningen werden deels gesloopt, deels gerenoveerd en het vaak eenzijdige woningaanbod werd aangevuld met koopwoningen en duurdere huurwoningen.

De vrijheid die corporaties genoten bracht ook met zich mee dat de grenzen werden opgezocht. Een aantal buitensporige projecten, gevallen van bestuurlijk wangedrag en de zogenaamde Vestia-affaire leidden tot de parlementaire enquête woningcorporaties. Met een hernieuwde Woningwet werden corporaties aan strenge regels onderworpen en moesten ze hun takenpakket inperken. Was het verscherpte overheidstoezicht nog te begrijpen, de invoering van de zogenaamde Verhuurderheffing pakte ronduit desastreus uit. Geld dat door huurders is opgebracht, en dat eigenlijk in de woningen en wijken zou moeten worden gestoken, wordt door de overheid afgeroomd. Gevolg: hogere huurprijzen en een stagnatie van de nieuwbouw en verduurzaming.

Fikse uitdagingen

Corporaties staan voor fikse uitdagingen: hun woningvoorraad verduurzamen, de woonlasten voor bewoners beperken, segregatie in de buurten tegengaan, huisvesting van mensen die extra ondersteuning nodig hebben, de leefbaarheid verbeteren en verder professionaliseren en daarmee de eigen bedrijfslasten omlaag brengen. En dat alles met meer betrokkenheid van huurders en samenwerkingspartners. Deze uitdagingen zijn voor Woonpunt niet anders.  

Meer informatie vind je op de website Wonen Doen We Samen van Aedes.