Nazareth door de ogen van Truus en Lei Kusters

Ze zagen de wijk Nazareth in Maastricht door de jaren heen behoorlijk veranderen. Truus en Leo – “zeg maar Lei, hoor” – Kusters wonen er echter na ruim 60 jaar nog altijd met veel plezier. Ze hebben goed contact met de buren en misschien wel het belangrijkste: “Onze dochter woont hier schuin tegenover. Dat is toch geweldig!”

Met de handkar verhuizen

Truus verhuisde als 12-jarig meisje met haar ouders van de binnenstad naar de nieuwbouwwoningen in Nazareth. “We hebben alles met de handkar naar hier gebracht”, lacht ze bij de herinneringen. Het was 1953 en het verschil met het oude huis was enorm. “Dit was de hemel. Alles en iedereen was gelukkig.” In plaats van te hoge ramen kon haar moeder nu bij de vensterbank zitten en zwaaien naar voorbijgangers. “De mensen waren zo!”, zegt Lei en hij steekt zijn duim op. “Toen ik hier introuwde hadden buurtbewoners veel meer contact met elkaar. We woonden vrij eenvoudig, maar als je een ander kon helpen dan deed je dat.” De wijk vulde zich met jonge gezinnen en kwam tot bloei. 

Verdwijnen

De jaren gaan voorbij. Het stel krijgt een dochter. Lei is timmerman en vrijwilliger bij de kerk. In zijn vrije tijd geeft hij judoles. De wijk kent in die tijd veel winkels. De Gruyter, een kapper, twee bakkers en zelfs een meubelzaak en schoenenwinkel. Maar de een na de ander sluit de deuren. Drie scholen verdwijnen uit de wijk en eerste bewoners verhuizen. “We kennen nu lang niet meer iedereen”, constateert Truus. “Ik snap het ook wel. Mensen werken vaak allebei, zijn de hele dag weg van huis. We zeggen elkaar wel gewoon gedag op straat, maar meer niet.”

‘Net als vroeger’

Hoewel. Met een oudere buurvrouw heeft het echtpaar goed contact gehouden. “We hielden altijd een oogje in het zeil. Ze hoefde maar op de muur te kloppen en ik ging even kijken”, vertelt Truus. Zoals wel meer eerste bewoners is de buurvrouw inmiddels overleden. Nu woont er een jongeman uit Angola. “Hij is heel aardig”, zegt Lei. “Door corona kon hij niet naar de sportschool en hoorde ik hem tot diep in de nacht gewichtheffen met harde muziek op de achtergrond. We konden er niet van slapen.” Toen is de afspraak gemaakt dat na 22.00 uur de muziek uit gaat. Dat werkt goed. Een andere buur heeft al geregeld hulp aangeboden. En in plaats van de winkeltjes komt één keer per week een groenteboer naar het pleintje om de hoek. De kaasboer rijdt langs de deuren en ook de aardappelen worden bezorgd. “Eigenlijk is dat weer net als vroeger”, besluit Truus tevreden. 

Gelukkig

“Op een gegeven moment hoorden we dat er huizen gesloopt gingen worden”, vertelt Lei. Zijn gezicht betrekt. “Dat vond ik verschrikkelijk. Onduidelijk was welke huizen het betrof. Ik kreeg zelfs last van mijn hart. Mijn vrouw had er minder moeite mee, maar ik was bang dat ik na een verhuizing niet lang meer te leven had.” De sloop ging gelukkig niet door en jaren later wonen ze nog altijd naar tevredenheid in Nazareth. “Er is een paar keer een straatfeest georganiseerd, dat was ontzettend leuk. Ze hebben er zelfs een boekje van gemaakt” vertelt Truus en ze laat het pronkstuk zien. Aan de muur hangt nog een trots: foto’s van hun dochter, kleinkinderen én achterkleinkinderen. Een van die kleinkinderen stuurt net een appje: ‘Ama en Ampa, ik kom dadelijk even een kopje koffie drinken’. “Zo noemen ze ons”, zegt Lei. “Dat is nog echt iets van vroeger.” Truus: “Ik heb wat vragen voor hem.” Ze wijst naar een paar geopende enveloppen van instanties. “Daar helpt hij ons mee.” Lei lacht. “Ja, ze letten goed op ons!”